Bevestigingsmaterialen.
Bij elektrolytisch verzinken wordt de zinklaag vanuit een waterige oplossing van zink (zie vraag 2) langs elektrolytisch weg (stroom door product en vloeistof) neergeslagen. De laag is egaal en glad. De laagdikten variëren van ca. 5 tot ca. 40 µm. De laagdikte wordt bepaald door de stroomdichtheid en de tijdsduur in het zink bad. De verdeling van de stroomdichtheid over het product is helaas niet uniform. Dit betekent dat de laagdikte op bepaalde plaatsen hoger is (buitenzijde/uitstekend delen) en op bepaalde plaatsen lager (binnenhoeken/binnenzijden). De stroom zoekt altijd de weg van de minste weerstand. Binnenzijden van tanks of buizen kunnen bijvoorbeeld alleen elektrolytisch worden verzinkt als er aan de binnenzijde een zgn. 'hulpanode' wordt aangebracht, waarmee we de af te leggen weg voor de stroom op die plaats verkleinen.
Na het verzinken wordt de laag gepassiveerd (ook wel 'gechromateerd' of 'gebichromatiseerd'), waardoor de corrosiebestendigheid sterk toeneemt en het uiterlijk wordt verfraaid. De passiveerlaag is een dun zinkchromaat/zinkoxidelaagje bovenop de zinklaag. De passiveerlaag kan in verschillende kleuren worden aangebracht, te weten blauw, geel, groen en zwart. Van blauw naar groen neemt het chromaatgehalte van de laag toe, wordt de laag iets dikker en verbetert de corrosiebestendigheid zich. De zwarte passivering wordt vaak voor visuele toepassingen gebruikt. De laag is mooi egaal, half glanzend zwart en zit qua corrosiebestendigheid tussen blauw en geel in. Bij een product dat goed verzinkt en geel gepassiveerd is, kan het zo zijn dat de passiveerlaag de helft van de levensduur (tot roodroest) voor zijn rekening neemt. Bij een vergelijking met thermisch verzinken moet hier terdege rekening mee worden gehouden.
De hoogste temperatuur bij elektrolytisch verzinken moet gezocht worden in de voorbehandeling en is in de meeste gevallen maximaal 70 graden Celsius. Er is dus geen risico op vervorming van dun materiaal. Wel ontstaat bij het elektrolytisch verzinken waterstofgas, wat vooral bij geharde staalsoorten in de materiaalstructuur opgenomen kan worden. Hierdoor ontstaat "waterstofbrosheid". Dit waterstofgas kan na verzinken door een warmtebehandeling weer worden uitgedreven.
Bij thermisch verzinken wordt het product gedompeld in een bak met vloeibaar zink. Een groot blok zink is verwarmd tot ca. 400 graden en is gesmolten. Tijdens dompelen wordt het product bedekt met een laag vloeibaar zink en meteen na het uittakelen stolt deze laag. De laag is minder glanzend en na een aantal dagen meestal zelfs mat-grijs. De laagdikte wordt niet bepaald door de tijdsduur in het bad. Alleen de dikte van het materiaal heeft invloed op de laagdikte (hoe dikker het materiaal, hoe dikker de laag). De laagdikten bedragen minimaal ca. 60 µm. en kunnen soms oplopen tot wel 200 µm. Druppelvorming en vervorming van dun materiaal (ca. < 5 mm.) zijn nadelen van thermisch verzinken. Voordeel van thermisch verzinken is dat het overal op het product neerslaat, ook aan binnenkanten van tanks en buizen.